
Het gaat maar door...(hé hé het houdt eindelijk op...voorlopig toch...)
's Ochtends in het voorjaar lijkt de wereld zo vredig. Mens en natuur schijnen in perfecte harmonie te zijn. Groene heuvels van een weelderige groei glooien ritmisch met het blauw van de hemel en ontsluiten dorpen en gehuchten voor het oog. Zoals een bloem de blaadjes in de knop doet terugwijken voor het naderende daglicht en inzicht geeft in haar innerlijk.
Zo vredig begon een ochtend op een dag in het voorjaar voor twee reizigers, die in hun 'twee-paardenkracht' de vallei uitreden, richting 'St. J. au peril de l' Orage'.
Het wagentje nam met zichtbare moeite de lichte helling naar het dorp met de lange naam. Een kronkelende weg leidde de hoestende en prut - telende mechaniek langs het en der verspreid staande huizen naar het hart van de nederzetting.
Het plein ademde de sfeer van een dorp, waar het leven stil en bijna vergeten is. Onder een reus - achtige hazelaar, die aan de helft van het plein de ochtendzon ontnam, speelde een kleuter on - handig met een bal.
Zodra het wagentje met de twee inzittenden een plaatsje onder de boom had gevonden, stopte het kind zijn balspel. Verwezen keek de kleuter de vreemdelingen aan. Op een vriendelijke toenadering van beiden reageerde het niet.
Het kind bleef de volwassenen met glazige blik fixeren, alsof het dwars door hen heen keek. Met een gevoel van onbehagen wendden beiden zich van de jongen af en overzagen het plein.
Huizen met geblindeerde ramen omzoomden in een halve cirkel het hartje van het dorp. Aan de oostzijde verhief zich een oude kerk. Pal tegen het godshuis lag een begraafplaats. Zerken van natuursteen staken schots en scheef boven de grond uit. In de loop van de tijd hadden storm en regen de inscripties op de grafstenen weg - gevaagd. Naamloos lagen de doden nu op het kerkhof begraven. Bij de ingang van de doden - akker was een beeld aangebracht. Vaalwit en met een nietsziende blik in de ogen.
De reizigers vroegen zich in gemoede af, wat hen in dit verstilde oord gebracht had. Als vanzelf waren zij op hun trektocht in 'St. J. au peril de l'Orage' beland. Een naam die wel in schril contrast stond met de stilte van het verlaten dorp.
Alvorens verder te gaan, besloten ze een kort bezoek te brengen aan het kerkje. In de schemerige holte van het gebouw stonden links en rechts houten banken. Achter in de kerk zat een oude vrouw. Zij nam pas notie van de be - zoekers, zodra die haar passeerden. Twee starende ogen keken hun richting uit en bleven op de reizigers gefixeerd, totdat zij vooraan in de kerk plaats genomen hadden.
Door het vuil-gekleurde glas van twee neo-romaanse bogen viel het zonlicht in gelijke banen de spaarzaam ingerichte ruimte binnen. Stof danste als losgeslagen moleculaire deeltjes in de lichtbanen die de zon dwars door het schemerduister sneed.
De stilte van de kerk en het schouwspel van licht en schaduw bracht de beide bezoekers snel tot een merkwaardige rust. Geleidelijk zakten zij weg, terwijl hun geest wakker bleef. Naarmate de geest aan helderheid won, voelden de lichamen zwaar en traag aan. Dit gebeuren verontrustte de reizigers niet. Er was in hun bewustzijn immers nog geen plaats voor de sensatie van angst of on - gemak. De innerlijke lichtheid kwam hen voor als een verlichting van geest en verstand. Deze ervaring, boven de aardse beslommeringen uit te stijgen, kon wel eeuwig duren.
Haast onmerkbaar in het begin, verstoorde als een minuscuul donderwolkje aan heldere hemel een ver geruis deze hemelse sluimer. Wanneer de slaap het menselijk organisme in zijn greep heeft, kan geluid van buitenaf de slaper spoedig doen ontwaken. Onze reizigers sliepen echter niet. Tot hun ontzetting groeide het geruis in een mum van tijd aan tot een hartverscheurend lawaai van stemmen. Als een rivier die buiten haar oevers treedt, meedogenloos bulderend alles en iedereen met zich meesleurend. Doelloos en zonder richting. Het verre geruis dat aanzwol tot de macht van een orkaan was het gejammer en geklaag, het gekreun en gekrijs van menselijke stemmen.
Na een nachtmerrie volgt meestal een ontwaken. De opluchting is groot wanneer men zichzelve gezond en wel in bed terugvindt. Wanhopig probeerden de reizigers uit hun angstdroom terug te keren, niet wetend hoe ze aan de stroom van gehuil en gekrijs konden ontkomen. Het leek wel alsof het verstand geen controle meer over het lichaam kreeg. Er volgde geen ontwaken na de nachtmerrie.
Meegesleurd door de stroom van onderaardse stemmen, grepen de reizigers naar de strohalm waar wij allen naar grijpen in momenten van doodsangst. Deze strohalm bleek de Rots te zijn, waartegen de bulderende rivier van gekrijs en geweld te pletter liep. De geest van beide onfortuinlijken kwam weer in balans met het lichaam en meteen openden zij verwilderd de ogen. Tot hun stomme verbazing bevonden zij zich nog in de half schemerige ruimte, terwijl er een oorverdovend gebeuk en gebons van de kant van de kerkmuur op hen afkwam. Ontzet reali - seerden de reizigers zich, dat dáár de be - graafplaats aan de kerk grensde. Zo snel als hun benen hen konden dragen verlieten zij het kerkje en kwamen buiten in een hevige storm terecht. De zon was verdwenen en donkere wolken stortten stromen van regen uit boven " St. J. au peril de l'Orage ".