
Verheerlijkt....

Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden.
Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen ). Korinthiërs 15: vs. 51b-53 ( NBG )
Twee wensen
kwamen bij hem op. Waren het overblijfselen uit zijn menselijke staat? Kon hij zich dit nog wel afvragen? De tijd dat hij in een vleselijke atomaire structuur op aarde had rondgewandeld was voorbij. Voorgoed voorbij. Hij behoorde zich dat niet meer af te vragen en de ogen als van een mens keken naar omhoog en zagen de heerlijkheid, die hij nu kon genieten en voor een deel als van hemzelf beschouwen; zonder te bezwijken. Later in de tijd, die voor hem niet meer bestond, maar toch zou aanbreken en de Eerste onder zijn broederen - nu zonen Gods geheten - Zijn kroon knielend aan de voeten van God zou afleggen, zou de Almachtige Alles in Allen zijn. Dan zou hij, die schouwde met de ogen als van een mens, de heerlijkheid in haar geheel zien, zijn en genieten.
Twee wensen kwamen bij hem op. Vaag herinnerde hij zich en liet zijn geest over de herinnering dwalen, terwijl hij toch één en onafgebroken de heerlijkheid van de Zoon, zijn broeder, schouwde, beleefde en was. De herinnering van het begin van een nieuw en perfect leven. Hij zag en begreep wat en wie hij op aarde was geweest. Ervoer de geboorte in het vlees, de schok bij het verlaten van de veilige moederschoot, de angst voor het felle licht en de mengeling van vreugde en vrees, terwijl hij de eerste teug lucht door zijn neus en mond naar binnen zoog.
Hij herinnerde zich het abrupte einde van zijn menselijk bestaan. Een bestaan als individu, dat hem nu onbelangrijk voorkwam. Onbelangrijk? Hoe stond het met die twee wensen?
De herinnering aan zijn nieuwe geboorte passeerde zijn geest. Helder en perfect: smetteloos en stralend doorkliefden ontelbaren het oneindige hemelruim.
Vanuit aanzwellende witte wolken scheen een licht, duizend zonnen gelijk en nam de schare van ontelbaren in zijn centrum op. Op de wolken zag de schare Hem, op wie ze een leven lang had gewacht.
Twee wensen kwamen bij hem op. Verlangens, die nu werkelijkheid werden, want hij wist dat hij ze in zijn menselijk bewustzijn geplant had; mocht hij ooit de genade van de verheerlijking ervaren.
Hij verhief zich en gaf toe aan het eerste verlangen, dat hij in zijn menselijke staat zo fel begeerd had. Sneller dan het licht schoot hij door de kosmos. Hij zag de eindeloze uitgestrektheid van het heelal en volgde de gedachte van de Schepper. Hij passeerde het schijnsel van stervende planeten, vloog langs nevels en door clusters, niet gehinderd door ruimte of tijd. Geboorte en dood van sterren, zonnen en planeten, gingen gepaard met een explosie van kleuren en orkanen van trillingen. Hij meende - voor een deel - God te herkennen en op zijn tocht door de schepping van de Almachtige werd zijn verlangen gestild.
Met de snelheid van een gedachte was hij terug en zag met de ogen als van een mens de heerlijkheid, die hij nu meer kon genieten. De tweede wens kwam bij hem op. In een grote ruimte met zuilen van wit marmer, stond een witte vleugel. Hij nam plaats aan het instrument en speelde de melodie, die hij als mens niet kende, maar zo vurig gezocht had. En terwijl zijn vingers over de toetsen gingen en hij de hemelse muziek genoot, glimlachte hij. Nu de beide wensen vervuld waren en de heerlijkheid meer en meer in hem groeide wist hij............................